De verdieping
Deze rubriek verduidelijkt thema’s uit het Christendom voor een breed publiek.
Liturgische kleuren op het altaar
Een veel gestelde vraag bij bezoekers die nog nooit in een katholieke kerk zijn geweest. Waarvoor zijn die kleuren op het altaar en wanneer worden deze gebruikt?
De verscheidenheid van kleuren dient ertoe om zowel de eigenheid van de te vieren geloofsgeheimen als het gevoel van het voortschrijdende christelijke leven in de loop van het kerkelijk jaar ook uiterlijk uit te drukken.
In grote lijnen wordt deze jaarcyclus gevolgd:
Wit – tijdens de Paastijd en de Kersttijd; op alle feestdagen rond Jezus Christus die geen verband houden met zijn lijden; op feestdagen van de Maagd Maria; feesten van de Engelen; alle feesten van heilige die geen martelaar zijn; Allerheiligen (1 november); en op de feesten van Johannes de Doper (24 juni), Johannes de evangelist (27 december), de Stoel van de Petrus (22 februari) en de bekering van de Apostel Paulus (25 januari).
- Rood – op Palmzondag; Goede Vrijdag; Pinksterzondag; op feestdagen rond het lijden van Jezus Christus; op feesten van de Apostelen, de Evangelisten en martelaren.
- Groen – op alle dagen van het jaar waar geen andere kleur is voorgeschreven. Zij is voorgeschreven op alle zondagen van de Tijd door het jaar. De Tijd door het jaar begint na het feest van het Doopsel van de Heer tot de dinsdag voor Aswoensdag. En herbegint terug op de maandag na Pinksteren tot de zaterdag voor de Advent. Groen is derhalve een prominente liturgische kleur.
- Paars – tijdens de adventstijd en de vastentijd oftewel veertigdagentijd (de 40 dagen vóór Pasen). Paars kan ook gebruikt worden in de missen en officies voor de overledenen.
Zelden gebruikt: Zwart – in missen voor de overledenen. Roze – mag op de derde zondag van de Advent en de vierde zondag van de vastentijd.